“Carel…Carel…Carel…” Al schreeuwend stoof Grietje het kantoor van de begeleiding binnen. “Carel!” zei ze, “Daar….”. Als door een wesp gestoken vlogen de begeleiders overeind en volgden de vinger van Grietje. Daar lag Carel. Schuddend op de grond en een verkrampt gezicht. Dit was niet goed. Helemaal niet goed.